Beantwoording Kamervragen over voortgang implementatie Omgevingswet

 

Minister Ollongren (BZK) beantwoordt vragen over de voorgang van de implementatie van de Omgevingswet. De Eerste Kamerfractie van GroenLinks heeft deze vragen gesteld.

Hieronder enkele alinea's uitgelicht of raadpleeg hier de hele kamerbrief

Over de mogelijke extra werklast voor overheden en de rechtspraak merk ik het volgende op. De uitspraak van 4 mei 2021 kan mogelijk leiden tot langere doorlooptijden van procedures bij de bestuursrechter over omgevingsrechtelijke projecten omdat meer personen beroep instellen bij de bestuursrechter. Dit maakt de beroepszaken bewerkelijker voor zowel de bestuursrechter als het bestuursorgaan, dat het aangevochten besluit heeft genomen. Het is lastig op voorhand in te schatten hoe groot dit effect zal zijn. Hierbij is van belang dat de
Afdeling bestuursrechtspraak in de uitspraak – ter voorlichting van de rechtspraktijk - opmerkt dat niet-belanghebbenden vaak het relativiteitsvereiste (artikel 8:69a van de Awb) op hun weg zullen vinden. Op grond hiervan kan iemand geen succesvol beroep doen op een rechtsregel als die niet is geschreven om zijn belangen te beschermen. Naar verwachting beperkt dit de kansen van een niet-belanghebbende op een succesvol beroep bij de bestuursrechter. De beoordeling of er aanleiding is om aan een niet-belanghebbende (of
belanghebbende) het relativiteitsvereiste tegen te werpen, vergt een beoordeling door de bestuursrechter en het verwerende bestuursorgaan. Verder is van belang dat kan worden aangenomen dat, zeker bij controversiële projecten, in de meeste gevallen beroep wordt ingesteld en, vaak door meerdere personen, (deels) dezelfde of vergelijkbare zienswijzen naar voren worden gebracht.

Vroegtijdige betrokkenheid van belanghebbenden en anderen bij besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving kan zorgen voor maatschappelijk draagvlak en betere besluiten, en kan ook bijdragen aan het vroegtijdig signaleren van bezwaren zodat kan worden gekeken of daaraan tegemoet kan worden gekomen. Het beeld is dat burgers die vragen hebben over een voorgenomen project in de fysieke leefomgeving, of die zich verzetten tegen een ontwerpbesluit of onderdelen daarvan, over het algemeen bij voorkeur in een zo vroeg mogelijk stadium bij de voorbereiding van een besluit betrokken willen worden. Zij zullen daarom doorgaans gebruik maken van de mogelijkheid om een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren te brengen. Het vroegtijdig naar voren brengen van zienswijzen en inzet van het bestuursorgaan op het aan de inspraak voorafgaande participatietraject kunnen onnodige procedures voorkomen. Mede daarom wordt in het kader van de Omgevingswet gestimuleerd dat burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden in een vroegtijdig stadium bij projecten worden betrokken. Naar aanleiding van het arrest van het Hof en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak zal vanuit mijn ministerie het belang van participatie extra worden benadrukt bij andere overheden en marktpartijen.

De Omgevingswet is aangenomen in 2016, de invoeringswetten en de vier aanvullingswetten in 2020. Bij elk van die wetstrajecten en ook bij de bijbehorende uitvoeringsregelgeving heeft uitgebreide consultatie, advisering en toetsing door een breed scala aan uitvoeringsorganisaties plaatsgevonden. Er was zodoende sprake van een sterke betrokkenheid van de uitvoeringspraktijk en toetsing op verschillende momenten.

Daarnaast is op basis van de Crisis- en herstelwet bij een groot aantal concrete projecten in de praktijk ervaring opgedaan met de werking van het nieuwe instrumentarium. Nu de wetgeving is aanvaard, komen de uitvoeringsaspecten aan de orde bij de implementatie, monitoring en evaluatie. Hieronder ga ik daarop in.

Voor de implementatie is gekozen voor een gezamenlijke projectorganisatie met de bestuurlijke partners. Uitgangspunt bij de voorbereidingen is, dat we samen zorgen voor een zorgvuldige en verantwoorde inwerkingtreding. Die samenwerking is vormgegeven in het interbestuurlijk programma Aan de Slag, waarbij het uitgangspunt is dat iedere partij (VNG, IPO, Unie van waterschapen
en Rijk) de regie neemt voor de invoeringsondersteuning van het transitieproces voor de eigen achterban. Zodoende heeft iedere koepel een ondersteuningsorganisatie ingericht.

Bij BZK ligt de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van de landelijke voorziening van het DSO en voor de ondersteuning van het implementeren daarvan. Via een gezamenlijke overleg- en besluitvormingsstructuur worden de verschillende lijnen in het programma op elkaar afgestemd, wordt de voortgang besproken en wordt waar nodig bijgestuurd. In deze aanpak wordt zowel door de koepels als door de medewerkers van mijn ministerie doorlopend gesproken met individuele bevoegde gezagen waarin alle vraagstukken, bevindingen,
beproevingen zorgen en wensen aan bod komen.

Ook met de uitvoeringsorganisaties staan wij in contact over de voortgang van de implementatie. Signalen over eventuele knelpunten worden daardoor opgevangen en opgelost. Ik heb u in mijn brief van 23 april geïnformeerd over devoorbereiding van de implementatie bij de rechtspraak en de omgevingsdiensten. Voor die laatste groep geldt dat wij twee keer per jaar onderzoeken hoe de
implementatie verloopt. De informatie in de Kamerbrief (“De omgevingsdiensten hebben er vertrouwen in dat ze op tijd klaar zijn met de voorbereidingen die zij in de eigen organisatie moeten treffen voor de implementatie van de Omgevingswet”) is in overleg met de omgevingsdiensten tot stand gekomen en opgenomen in de brief. In overleg met de Raad van State en de Raad voor de
Rechtspraak is besproken wat de Omgevingswet en het DSO betekent voor de digitale aanlevering van stukken in beroepsprocedures. Daarbij is tevens besloten dat beide organisaties vanaf dat moment vertegenwoordigd zijn in het reguliere overleg van potentiële gebruikers van het DSO.

De echte effecten doen zich uiteraard pas voor als de wet in werking treedt. Er is voorzien in een uitgebreide monitoring en evaluatie om snel inzicht te krijgen over de werking van de wet in de praktijk, en daar snel op in te kunnen spelen. Deze voorzieningen om de effecten voor de uitvoeringspraktijk nauw te volgen zijn mede tot stand gekomen naar aanleiding het debat met uw Kamer. Ik zal u, ook de komende periode, blijven informeren over de opzet en voortgang daarvan.

Bron: Rijksoverheid.nl