Kamervragen over het maatregelenpakket stikstof- en PFAS problematiek

 

Lijst van vragen en antwoorden over het maatregelenpakket voor de stikstofproblematiek in de woningbouw- en infrastructuursector en voor de PFAS-problematiek problematiek (Kamerstuk 35334-1)

Download document

Vragen inzake PFAS hieronder uitgelicht:

35. Wat is de kabinetsreactie op het bericht dat bouwers minimaal € 1 miljard willen claimen vanwege de poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) en stikstofschade?
Het kabinet heeft kennis genomen van het bericht. Het kabinet heeft nog geen claim ontvangen en dus ook geen onderbouwing daarvan. Om deze reden is het op dit moment niet mogelijk inhoudelijk te reageren.

214. Hoe verhoudt de norm voor PFAS waar het RIVM nu aan werkt zich tot de nieuwe gezondheidsnormen waar de European Food Safety Authority (EFSA) eind dit jaar mee komt en wat zijn de mogelijke implicaties van de veel hogere EFSA blootstellingsnormen voor de bodemnormen die nu door het RIVM bepaald gaan worden?
De norm waar het RIVM nu aan werkt heeft betrekking op de achtergrondwaarde PFAS voor de bodemkwaliteit. Dit is met name relevant voor de omgeving, en de indirecte risico’s van doorvergiftiging en verspreiding van PFAS naar het grondwater. De norm waar EFSA aan werkt, die naar verwachting medio 2020 afgerond wordt, betreft de waarde die in acht genomen moet worden vanuit gezondheidskundig oogpunt bij inname. Deze betreft alleen PFOS en PFOA.

215. Welke additionele stappen kan Nederland zetten om alle toepassingen van alle PFAS-stoffen te verbieden?
Deze regels worden op Europees niveau vastgesteld. Het vrij verkeer van goederen en de interne markt vereisen dat dat type maatregel op EU-schaal wordt genomen, waar het effect bovendien veel groter is. Dat is de reden van het voornemen tot een Europese restrictie te komen. Daarnaast wordt, op EU-niveau, al gewerkt aan restricties voor PFAS in textiel, en is in onderzoek of PFAS geweerd kan worden uit blusschuim.

216. Wat is de overweging om artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht niet verplicht te stellen voor besluiten over PFAS en kan dit alsnog gebeuren?
De toepassing van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht is al verplicht als zich een geval voordoet zoals in die bepaling is omschreven. Daarnaast kan in de geest van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, als het bevoegd gezag dat nuttig vindt, ook in andere gevallen belanghebbenden altijd gericht om commentaar worden gevraagd. Dat staat ter beoordeling van het bevoegd gezag.

217. Waarom heeft u niet direct PFAS-maatregelen genomen?
Zoals in de brief aangekondigd, neemt het kabinet diverse maatregelen, zoals bijvoorbeeld het openstellen van de rijksbaggerdepots voor zeer vervuilde baggerspecie, het versnellen van het traject voor het vaststellen van bodemkwaliteitskaarten, het opstellen van een tijdelijke landelijke achtergrondwaarde voor landbodem, met ook een vergelijkbaar perspectief voor de waterbodem. 

218. Waarom wordt alleen het rijkswater meegenomen in de versnelling analyse waterbodems en niet het regionale watersysteem en geldt de hieruit komende achtergrondwaarde dan ook voor diepe plassen? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangekondigd, zal Rijkswaterstaat in samenwerking met het RIVM en het kennisinstituut Deltares voor 1 december een beeld opleveren van de huidige kwaliteit van het watersysteem. Dit biedt voor toepassing van baggerspecie op de waterbodem een vergelijkbaar perspectief als bij de tijdelijke landelijke achtergrondwaarde voor de landbodem. De metingen op basis waarvan RWS in samenwerking met Deltares en RIVM een analyse maakt voor de waterbodem worden gedaan op de plek waar het water Nederland binnen komt. Dit is de gebruikelijke methode om deze waarde te bepalen voor wateren, ook voor andere stoffen. Dit is generiek beleid. Er wordt bekeken voor welke diepe plassen deze waarde gebruikt kan worden, rekening houdend met het grondwater.

219.Is het de bedoeling dat alle vrijkomende bagger op de landbodem toegepast moet worden en kunt u aangeven wat de effecten hiervan zijn voor de uitstoot van stikstof en CO2?
Nee. Er zijn verschillende mogelijkheden om baggerspecie toe te passen of te verwerken. Dit hangt af van de mate van verontreiniging van de baggerspecie. Naast toepassing op de landbodem kan baggerspecie ook worden toegepast in de waterbodem. Het kabinet verwacht dat de effecten van baggeren op de uitstoot van stikstof en CO2 niet wezenlijk anders zal zijn dan voorheen.

220. Hoe wordt het stand-still principe toegepast voor aangetroffen achtergrondconcentraties PFAS in de waterbodem en geldt hierbij hetzelfde uitgangspunt als voor landbodems?
In het tijdelijk handelingskader mag op basis van het stand still principe baggerspecie bovenstrooms (binnen aansluitende oppervlaktewaterlichamen) worden toegepast: Bagger uit hetzelfde of aansluitende oppervlaktewaterlichamen mag worden toegepast als de achtergrondconcentratie van PFAS bovenstrooms in de waterbodem hetzelfde of hoger is dan de toe te passen baggerspecie. Zo wordt gewaarborgd dat de toestand van de waterbodem niet verslechtert of zelfs verbetert. Benedenstrooms mag baggerspecie worden toegepast omdat het sediment van nature al in deze richting beweegt en daarmee ook sprake is van stand still.

221. Kan de gehele PFAS-groep als potentieel Zeer Zorgwekkende Stoffen worden aangemerkt?
Het RIVM plaatst stoffen op de lijst potentiële Zeer Zorgwekkende Stoffen (pZZS). De keuze voor deze stoffen en stofgroepen is gebaseerd op beschikbare informatie rond de uitvoering van REACH. Daartoe wordt gebruik gemaakt van verschillende lijsten van stoffen, volgens de procedure die op de website van het RIVM beschreven is. Zelfs al delen de stoffen uit de PFAS groep verschillende eigenschappen, blijft het daarbij van belang om per stof te beoordelen wat de risico’s zijn. De stoffen PFOA, PFOS en GenX zijn aangemerkt als ZZS.

222. In hoeverre is de voorgenomen vereenvoudiging van besluitvorming in strijd met bestaande wetgeving die het gebruik van Zeer Zorgwekkende Stoffen moet beperken?
De voorgenomen wijziging van het Besluit bodemkwaliteit is niet in strijd met bestaande wetgeving; de wijziging ziet alleen op een versnelling van de procedure van totstandkoming van de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart met betrekking tot PFAS. Hierdoor wordt het mogelijk voor gemeenten en waterbeheerders om gebruik te maken van de reguliere procedure van de Algemene Wet Bestuursrecht in plaats van de uitgebreide uniforme voorbereidingsprocedure. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor wetgeving die betrekking heeft op zeer zorgwekkende stoffen en staat hier los van.

223.Waarom wordt artikel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing verklaard en is dat niet in strijd met de verplichting om de verspreiding van Zeer Zorgwekkende Stoffen juist vooraf te voorkomen?
Op dit moment is afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing op de totstandkoming van het gebiedsspecifieke beleid in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Dat deze procedure is voorgeschreven, staat los van het beleid voor ZZS. De procedures van de Algemene wet bestuursrecht beogen gelegenheid tot inspraak over voorgenomen beleid te bieden en de kwaliteit van de besluitvoorbereiding te verhogen. De wijziging van het Besluit bodemkwaliteit maakt het mogelijk dat gemeenten en waterkwaliteitsbeheerders de reguliere procedure van de Algemene wet bestuursrecht volgen. De wens om de huidige impasse bij grondverzet en baggerwerkzaamheden te versnellen is de reden om de mogelijkheid te bieden om voor een snellere procedure te kiezen. In plaats van de mogelijkheid van inspraak vooraf biedt de reguliere procedure de mogelijkheid van bezwaar achteraf. Het gaat alleen om een wijziging van de procedure en heeft geen gevolgen voor het beleid omtrent zeer zorgwekkende stoffen. Het blijft een afweging van het bevoegd gezag of zij ervoor kiest om van de versnelde procedure gebruik te maken.

224. Kan bevestigd worden dat inspraak achteraf geen zin heeft als het gaat om het verplaatsen of vermengen van grond aangezien de grond en de daarin aanwezige stoffen achteraf niet gescheiden kunnen worden?
225.Waarom wordt de inspraak vooraf geschrapt, aangezien het gaat om besluiten die achteraf niet meer teruggedraaid kunnen worden? Wat gebeurt er als grond is toegepast en dit achteraf onrechtmatig wordt verklaard en als er op dat moment reeds op de grond gebouwd is en PFAS-stoffen reeds uitgespoeld zijn naar de omgeving?
Een bodemkwaliteitskaart brengt de huidige kwaliteit van de bodem in kaart en biedt daarmee ruimte om grond met dezelfde kwaliteit of betere kwaliteit toe te passen. Daarmee wordt juist voorkomen dat dit leidt tot een verslechtering van de kwaliteit. Ten aanzien van de reguliere procedure van de Algemene Wet bestuursrecht is in beginsel de standaard procedure die gevolgd wordt bij het nemen besluiten. In afwijking hiervan is in het Besluit bodemkwaliteit de uniforme openbare procedure voorgeschreven waarbij gelegenheid tot inspraak vooraf geboden. Deze procedure heeft tot doel om een zorgvuldige voorbereiding van ingewikkelde besluiten te bevorderen en bij te dragen aan de kwaliteit van de besluitvorming. In de reguliere procedure, die voor de meeste besluiten wordt gevolgd, bestaat er de mogelijkheid van bezwaar achteraf. Daarmee kunnen belangen of informatie waarmee onvoldoende rekening zou zijn gehouden, alsnog onder de aandacht worden gebracht. Er kan ook schorsing of een voorlopige voorziening worden gevraagd om ontwikkelingen met onomkeerbare gevolgen te voorkomen. Het besluit heeft betrekking op het te voeren beleid en niet op individuele toepassingen. Als er bij een individuele toepassing iets mis gegaan zou zijn, kan een handhavingsverzoek worden ingediend.

226. Hoe vaak wordt in betrekking tot bodembesluiten gebruik gemaakt van inspraak vooraf en hoe vaak van inspraak achteraf?
Doorgaans wordt voor het nemen van besluiten de reguliere procedure gevolgd. Voor het opstellen van gebiedsspecifiek beleid is destijds de uniforme openbare procedure voorgeschreven, omdat beleid een brede reikwijdte heeft en het daarom wenselijk is om een goed inzicht te krijgen in de betrokken belangen en de ook alle relevante informatie op tafel te krijgen. Inspraak helpt daarbij. In dat geval moet echter worden meegewogen dat de wijziging een actualisatie van de bodemkwaliteitskaart voor PFAS betreft en niet het opstellen van breder gebiedsspecifiek beleid. Daarnaast is het Kabinet van mening dat de impasse in het grondverzet en bij baggerwerkzaamheden zeer zwaar moeten worden gewogen. Daarom wordt gemeenten en waterbeheerders de mogelijkheid geboden om, als ze dat zelf willen, de snellere reguliere procedure te volgen. Voor zover bekend wordt tegen besluiten inzake gebiedsgericht beleid zelden beroep ingesteld.

227. Waarom is de voorgestelde wijziging van het Besluit bodemkwaliteit niet tijdelijk gemaakt en waarom is er geen datum opgenomen in het besluit waarop deze wijzigingen weer teruggedraaid worden?
De voorgestelde wijziging is inderdaad als tijdelijk bedoeld. Het Besluit bodemkwaliteit wordt bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet, voor zover hier relevant, sowieso ingetrokken. Daarmee vervalt ook deze voorgestelde wijziging van het Besluit bodemkwaliteit.

228. Waarom wordt met zekerheid gesteld dat de wetgeving automatisch opgaat in de Omgevingswet, aangezien de beide Kamers der Staten-Generaal zich nog moeten uitlaten over het wel of niet in werking treden van de Omgevingswet, en wat gebeurt er met deze beleidswijziging op het moment dat de Omgevingswet niet volledig in werking treedt?
De tijdelijke aanpassing voor de procedure voor de vaststelling van lokaal bodembeleid met betrekking tot PFAS is in dit wijzigingsbesluit niet in de tijd begrensd. Hiermee kunnen de bevoegd gezagen op zo spoedig als mogelijk hun bodemkwaliteitskaarten op PFAS aanpassen. Het is wel de intentie dat deze versnelde procedure voor slechts een beperkte periode zal gelden. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid in de praktijk is het gewenst het aantal verandermomenten van de regelgeving te beperken.

229. Is het noodzakelijk dat voor een tijdelijk probleem en een tijdelijk handelingskader een structurele aanpassing in de besluitvorming gerealiseerd wordt?
Het kabinet neemt nu maatregelen om de toestemmingverlening in de bouwsector vlot te trekken. Deze maatregelen vormen een stap in een integrale aanpak om het stikstofprobleem aan te pakken. Voor het uitvoeren van deze integrale aanpak, worden maatregelen genomen die juridische stappen vereisen. Zoals altijd kunnen wijzigingen van de wet, na advies van de Raad van State en goedkeuring door beide Kamers, worden doorgevoerd.

230.Klopt het dat door het locatiespecifiek maken van het uitgangspunt in het Besluit bodemkwaliteit de grond en baggerspecie toch verslechteren, in tegenstelling tot het uitgangspunt?
Zoals aangekondigd, zal Rijkswaterstaat in samenwerking met het RIVM en het kennisinstituut Deltares voor 1 december een beeld opleveren van de huidige kwaliteit van het watersysteem. Dit biedt voor toepassing van baggerspecie op de waterbodem een vergelijkbaar perspectief als bij de tijdelijke landelijke achtergrondwaarde voor de landbodem. De metingen op basis waarvan RWS in samenwerking met Deltares en RIVM een analyse maakt voor de waterbodem worden gedaan op de plek waar het water Nederland binnen komt. Dit is de gebruikelijke methode om deze waarde te bepalen voor wateren, ook voor andere stoffen. Dit is generiek beleid. Er wordt bekeken voor welke diepe plassen deze waarde gebruikt kan worden, rekening houdend met het grondwater.

231. Hoe wordt de ‘locatie’ waarnaar verwezen wordt in het nieuwe ‘locatiespecifieke’ uitgangspunt bepaald en aan de hand van welke indicatoren wordt een locatie ingekaderd?
Dit wordt aangegeven met zones in de bodemkwaliteitskaart. Meestal zijn deze zones op wijkniveau. Ook dit is bestaande regelgeving van het Besluit bodemkwaliteit.

232.Wat wordt bedoeld met “Pm later aanvullen” in de begeleidende brief bij het Besluit bodemkwaliteit, wat had hier behoren te staan en klopt het dat dit een slordige fout is die is ontstaan door de haast waarmee dit besluit opgesteld is?
Er is geen sprake van een slordige fout, maar van een zorgvuldige voorbereiding. In de nota van toelichting, behorende bij het ontwerp Besluit, is een “pm later aanvullen” opgenomen, omdat in deze paragraaf de uitkomsten van de voorhang in beide kamers wordt verwerkt, een advies van de ATR en in een latere fase het advies van de Raad van State en het nader rapport hierop.

233. Waarom is besloten de bevoegdheid over PFAS-besluiten weg te halen bij de lokale volksvertegenwoordiging zoals vertegenwoordigd in de gemeenteraad of de waterschappen?
Het ontwerp-besluit biedt alleen de mogelijkheid voor een versnelling van de besluitvormingsprocedure en haalt zeker geen bevoegdheden weg. De gemeenten en waterschappen besluiten zelf of ze van deze mogelijkheid tot versnelling van besluitvorming gebruik willen maken.

234. Hoeveel procent van het jaarlijkse aanbod aan baggerspecie past in de rijksbaggerdepots?
Uit lopend onderzoek blijkt dat de rijksbaggerdepots per 2019 gezamenlijk een restcapaciteit hebben van meer dan 40 mln depot-m³, waarvan een kwart tot 2040 verwacht wordt aan aangeboden baggerspecie.