uitspraak Project Afsluitdijk-Afvalstoffen

 

ECLI:NL:RBDHA:2022:14578

Project Afsluitdijk. Afvalstoffen. Overtreding van de Wabo in samenhang gelezen met het Bor. De bouwstoffen en de grond die eiseres op de werklocaties in depot heeft gebracht, zijn tevens afvalstoffen. Verweerder was bevoegd om handhavend op te treden.

Eiseres voert in opdracht van Rijkswaterstaat het project Afsluitdijk uit, bestaande uit het ontwerp, de bouw en de financiering van de versterking van de Afsluitdijk en het onderhoud ervan gedurende de daaropvolgende 25 jaar. Zij verricht vanaf april 2019 bouw- en renovatiewerkzaamheden aan de Afsluitdijk. Op 14 oktober 2020 hebben twee toezichthouders van de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO) de werklocaties Kornwerderzand en Breezanddijk bezocht. Tijdens deze controles is vastgesteld dat eiseres in depots op deze werklocaties meer dan 10.000 ton aan bouwstoffen en 10.000 m³ grond heeft opgeslagen. Op de werklocatie Kornwerderzand gaat het om ongeveer 25.000 ton aan bouwstoffen. Op de werklocatie Breezanddijk gaat het om ongeveer 20.000 ton aan bouwstoffen en 35.000 m³ grond en baggerspecie. De bouwstoffen betreffen basaltstenen, vlijlagen, betonschollen en asfaltgranulaat (hierna tezamen: bouwstoffen). Tijdens nadere controles van 9 november 2020, 8 december 2020 en 21 januari 2021 is vastgesteld dat de situatie niet is gewijzigd. Nadat het college tijdens een aanvullende controle op 8 juni 2021 had geconstateerd dat op de werklocaties nog steeds meer dan 10.000 ton aan bouwstoffen en 10.000 m³ grond wordt opgeslagen, heeft het college het bestreden besluit genomen.

Op 13 januari 2020 heeft eiseres voor de werklocatie Kornwerderzand een omgevingsvergunning aangevraagd voor onder andere de op- en overslag van bouwstoffen en het breken van steenachtig materiaal. De aanvraag om omgevingsvergunning voor de werklocatie Breezanddijk is op 8 januari 2020 ingediend.

In het bestreden besluit heeft het college aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd op de grond dat eiseres, kort gezegd, op de werklocaties Kornwerderzand en Breezanddijk bouwstoffen en grond heeft opgeslagen waarbij de grenzen van 10.000 ton aan bouwstoffen en 10.000 m³ grond worden overschreden, zonder dat daarvoor de vereiste omgevingsvergunningen zijn verleend. Volgens het college zijn de bouwstoffen en grond afvalstoffen. Volgens het college handelt eiseres hiermee in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo, in samenhang gelezen met artikel 2.1, tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en categorie 28.10, onderdeel 21, sub 1 en onderdeel 27, van onderdeel C van Bijlage I bij het Bor. Omdat eiseres nog geen volledige en ontvankelijke aanvragen om omgevingsvergunning heeft ingediend, is volgens het college van concreet zicht op legalisatie geen sprake. Van andere bijzondere omstandigheden om van handhaving af te zien, is volgens het college evenmin gebleken.

Eiseres betwist dat er sprake is van een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo, omdat de bouwstoffen en grond geen afvalstoffen zijn. Ter onderbouwing van haar standpunt wijst eiseres op de Kaderrichtlijn afvalstoffen (Kra), rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof), het Landelijk afvalbeheerplan “LAP3”, de Leidraad afvalstof of product en het in opdracht van eiseres verrichte onderzoek “Stoffenbeoordeling werkterrein Kornwerderzand”. Eiseres licht toe dat de stoffen vrijkomen bij de werkzaamheden aan de Afsluitdijk. Eiseres heeft depots ingericht om deze stoffen (tijdelijk) op te vangen om vervolgens binnen het project weer te (her)gebruiken. In dit geval is eiseres houder, inzamelaar en ontvanger van de stoffen. Zonder de werkzaamheden aan de Afsluitdijk zouden de stoffen niet zijn vrijgekomen. Het enkele feit dat de eigendom van een stof wordt overgedragen, betekent niet dat er sprake is van ”zich ontdoen” van de stoffen door RWS. De houder, oftewel eiseres, heeft expliciet de intentie om zich niet van de stoffen te ontdoen. Aan alle voorwaarden voor hergebruik wordt voldaan. Vanuit eiseres als houder bezien is er dan ook geen sprake van een afvalstof. Verder is er geen wettelijke verplichting om de stoffen te verwijderen en is er geen sprake van stoffen afkomstig van een productieproces. Volgens eiseres is er sprake van voortgezet gebruik van de vrijgekomen stoffen. Het is zeker dat de materialen zullen worden gebruikt, het voorgenomen gebruik is rechtmatig en het gebruik is voldoende hoogwaardig. Verder betreft de behandeling met de mobiele puinbreker volgens eiseres niet het bewerken van afvalstoffen. Het betreft het bewerken van bouwstoffen, waarbij de aard van de stoffen niet verandert en de stoffen geen bijzondere behandeling ondergaan. In tegenstelling tot wat verweerder doet voorkomen, levert eiseres de stoffen niet aan anderen. Er is sprake van hergebruik binnen hetzelfde project.

Tot slot wijst eiseres erop dat de officier van justitie, na verzet van eiseres, heeft besloten om eiseres niet te vervolgen voor het brengen van afvalstoffen in het oppervlaktewaterlichaam en de opgelegde strafbeschikking heeft ingetrokken.

Eiseres betoogt daarnaast dat de bedragen die worden verbeurd niet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en/of de beoogde werking van de dwangsom. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom hij als uitgangspunt heeft aangesloten bij de kosten voor de afgifte van bouwstoffen bij een erkende verwerker. 

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. Verweerder hoeft het door eiseres betaalde griffierecht niet te vergoeden.

Uitspraak ECLI:NL:RBDHA:2022:14578 (ECLI_NL_RBDHA_2022_14578_Project_afsluitdijk.pdf, 166 Kb) [Download]